Oordeel: rechterstoel, witte troon en volkeren

De Bijbel spreekt over verschillende oordelen en deze oordelen vinden op verschillende momenten in de tijd plaats. Ook de locatie waar het oordeel wordt uitgesproken en degenen die worden geoordeeld verschillen. In dit hoofdstuk bestuderen wij drie verschillende oordelen van Jezus Christus en wanneer deze plaatsvinden.

Het oordeel over de gemeente

De gemeente wordt beschermd voor Gods toorn en Gods oordelen op de aarde. Toch komen christenen voor de rechterstoel van Christus en worden zij beoordeeld. Een groot verschil tussen het oordeel over de gemeente en de andere oordelen is dat iedereen die voor dit oordeel verschijnt, niet meer verloren kan gaan. In plaats van oordeel noem ik het liever beoordeling. De Here Jezus bekijkt wat wij op aarde hebben gedaan en welke werken goed waren en welke werken slecht waren. Dit spreekt niet over de zonden die wij hebben gedaan en waar wij vergeving om hebben gevraagd. Dit is vergeven door de Here Jezus en Hij denkt hier niet meer aan.

Hij zal niet voor altijd ter verantwoording roepen, niet voor eeuwig handhaaft Hij Zijn toorn. Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden. Want zo hoog de hemel is boven de aarde, zo is Zijn goedertierenheid machtig over wie Hem vrezen. Zo ver het oosten is van het westen, zo ver heeft Hij onze overtredingen van ons gedaan.’ (Psalm 103:9-12)

Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.’ (1 Johannes 1:9)

Als de Bijbel spreekt over vergeven, gebruikt de Bijbel het Griekse woord ‘ap-hiÄ“mi’. Dit betekent letterlijk wegzenden of laten gaan. Als God ons vergeeft, heeft Hij onze zonden weggezonden. De Here Jezus komt daar niet meer op terug. Toch verschijnen wij voor Zijn rechterstoel.

Daarom stellen wij er ook een eer in, hetzij inwonend, hetzij uitwonend, om Hem welbehaaglijk te zijn. Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat ieder vergelding ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.’ (2 Korinthe 5:9-10)

Paulus schreef deze tekst aan de gelovigen te Korinthe. Paulus schreef dat de gelovigen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden en daarom wilde Paulus tijdens zijn leven welbehaaglijk voor de Here Jezus zijn. Als Paulus welbehaaglijk voor Jezus is, betekent dit dat de Here Jezus naar Paulus kijkt en zegt: ‘Paulus bevalt me wel’. Wij bekijken een aantal voorbeelden hoe wij welbehaaglijk voor Jezus kunnen zijn.

Laat niemand u misleiden met inhoudsloze woorden, want om deze dingen komt de toorn van God over de kinderen van de ongehoorzaamheid. Wees dan hun metgezellen niet. Want u was voorheen duisternis, maar nu bent u licht in de Heere; wandel als kinderen van het licht – want de vrucht van de Geest bestaat in alle goedheid en rechtvaardigheid en waarheid – en beproef wat de Heere welbehaaglijk is. En neem niet deel aan de onvruchtbare werken van de duisternis, maar ontmasker ze veeleer. Want wat heimelijk door hen gedaan wordt, is te schandelijk om zelfs maar te vertellen.’ (Efeze 5:6-13)  

Paulus spoort ons aan om te wandelen in het licht en niet in de duisternis. De duisternis is vol haat, onvruchtbare werken en er gebeuren dingen die te erg zijn om te vertellen. Wij moeten beproeven wat welbehaaglijk is in de ogen van God. Dit houdt in dat wij continu moeten onderzoeken wat God in een situatie wil doen en dit in de praktijk brengen. Het grootste gebod is liefde naar God en liefde naar elkaar. Wandel in het licht, in de liefde en naar Gods wil. Dan zal je welbehaaglijk in Jezus Zijn ogen zijn. In de volgende Bijbeltekst staan meer aansporen en het heeft veel te maken met de onderlinge relaties tussen mensen. Zo sprak Paulus over de vrouwen, de mannen, de kinderen, de vaders en de dienstknechten (vertaalt in deze tijd: werknemers). Paulus roept op dat alles wat iemand doet, dat van harte moet doen voor de Here Jezus.

Vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig, zoals het behoort in de Heere. Mannen, heb uw vrouw lief en wees niet verbitterd tegen haar. Kinderen, wees je ouders gehoorzaam in alles, want dat is welbehaaglijk voor de Heere. Vaders, terg uw kinderen niet, opdat zij niet moedeloos worden. Slaven, wees in alles uw aardse heren gehoorzaam, niet met ogendienst als om mensen te behagen, maar oprecht van hart, in het vrezen van God. En alles wat u doet, doe dat van harte, als voor de Heere en niet voor mensen, in de wetenschap dat u van de Heere als vergelding de erfenis zult ontvangen, want u dient de Heere Christus. Maar wie onrecht doet, zal het onrecht dat hij gedaan heeft, terugkrijgen; en er is geen aanzien des persoons.’ (Kolossenzen 3:18-25)

Welbehaaglijk zijn voor de Here Jezus betekent niet dat het een competitie is. Het is niet dat God een scoreformulier bijhoudt waarop staat vermeld hoeveel personen door ons tot geloof zijn gekomen of hoeveel geld wij aan de armen hebben gegeven en dat God aan de hand daarvan bekijkt of wij welbehaaglijk zijn in Zijn ogen.

De God nu van de vrede, Die de grote Herder van de schapen, onze Heere Jezus Christus, uit de doden heeft teruggebracht, op grond van het bloed van het eeuwige verbond, moge u toerusten tot elk goed werk om Zijn wil te doen, en in u werken wat in Zijn ogen welbehaaglijk is, door Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.’ (Hebreeën 13:20-21)

Doe dat wat de wil van God is. Gods wil lezen wij terug in de Bijbel, maar God kan ook persoonlijk Zijn wil voor iemand bekend maken. Dit boek gaat hier verder niet op in. Wij gaan terug naar 2 Korinthe 5.

‘Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat ieder vergelding ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.’ (2 Korinthe 5:9-10)

Iedereen ontvangt iets van God en wat wij ontvangen hangt af van wat wij hebben gedaan. Het is niet mogelijk om de eeuwigheid bij deze beoordeling kwijt te raken. Iedere gelovige komt in de hemel en iedereen komt in de aanwezigheid van God. Toch zijn er verschillen in de hemel. Sommigen hebben een grotere rijkdom en schat ontvangen dan anderen. Hoe dit er precies uitziet, weet ik niet, maar het is wel een Bijbels gegeven.

Wees op uw hoede dat u uw liefdegave niet geeft in tegenwoordigheid van de mensen om door hen gezien te worden; anders hebt u geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is. Wanneer u dan een liefdegave geeft, laat het niet voor u uitbazuinen, zoals de huichelaars in de synagogen en op de straten doen, opdat zij door de mensen geëerd zouden worden. Voorwaar, Ik zeg u: Zij hebben hun loon al. Maar als u een liefdegave geeft, laat dan uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet, zodat uw liefdegave in het verborgene zal zijn; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden.’ (Mattheüs 6:1-4)

Als wij onze tienden of dankoffer geven, moeten wij dit in de verborgenheid doen. Wij moeten niet rondbazuinen hoeveel wij hebben gegeven en of wij aan goede doelen geven. Vaak als iemand een groot prijsbedrag wint en iemand vraagt: ‘wat ga jij met dit bedrag doen?’ zeggen velen: ‘Een deel gaat naar een goed doel’. Jezus zegt: ‘doe dit nou niet, laat het aan niemand weten en bazuin het niet rond.’ Wij moeten dit niet doen, omdat wij dan de beloning hebben ontvangen van andere mensen. Als wij het verborgen houden, ontvangen wij een beloning van God. Deze beloning kunnen wij (gedeeltelijk) op aarde ontvangen, maar zal vooral zichtbaar zijn tijdens de beoordeling voor de rechterstoel van Christus. Mattheüs 6 spreekt over meerdere voorbeelden waarbij God ons beloont.

Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat gelegd is, dat is Jezus Christus. Of nu iemand op dit fundament bouwt met goud, zilver, edelstenen, hout, hooi of stro, ieders werk zal openbaar worden. De dag zal het namelijk duidelijk maken, omdat die in vuur verschijnt. En hoe ieders werk is, zal het vuur beproeven. Als iemands werk dat hij op het fundament gebouwd heeft, standhoudt, zal hij loon ontvangen. Als iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden. Hijzelf echter zal behouden worden, maar wel zo: als door vuur heen.’ (1 Korinthe 13:11-15)

Paulus legt uit dat Jezus ons fundament is. Het is ons taak om op dit fundament verder te bouwen. Sommigen doen dat met hout, hooi of stro. Denk aan het voorbeeld van Mattheüs waarbij iemand geld geeft aan een goed doel en het rondbazuint. Of denk aan iemand die zonder liefde iets geeft of doet. Iemand kan ook bouwen met goud, zilver of edelstenen. Zo iemand geeft bijvoorbeeld geld aan een goed doel en houdt dat geheim en doet dingen met liefde voor de Here Jezus. Iedere gelovige wordt behouden, maar sommigen zullen tijdens deze beoordeling schade ondervinden en anderen loon ontvangen.

U echter, wat oordeelt u uw broeder? Of ook u, wat minacht u uw broeder? Wij zullen immers allen voor de rechterstoel van Christus gesteld worden. Want er staat geschreven: Zo waar als Ik leef, zegt de Heere: Voor Mij zal elke knie zich buigen, en elke tong zal God belijden. Zo zal dan nu ieder van ons voor zichzelf rekenschap geven aan God. Laten wij dan niet langer elkaar oordelen, maar oordeel liever dit: de broeder geen aanstoot of oorzaak tot struikelen te geven.’ (Romeinen 14:10-13)

Paulus legt uit dat wij niet de andere broeders en zusters moeten oordelen. Iedereen komt namelijk voor de rechterstoel van Christus. Wij moeten kijken naar onze eigen levens en zelf zuiver leven, want iedereen moet rekenschap afleggen aan de Here Jezus. De Here Jezus is de Rechter over iedereen en wij hoeven ons niet te bemoeien met broeders en zusters. Natuurlijk is het wel goed om broeders en zusters in alle liefde te vermanen en te waarschuwen voor de zonde.

De rechterstoel van Christus vindt waarschijnlijk plaats op het moment dat Hij de gelovigen komt ophalen, de opname van de gemeente. In Openbaring zei Jezus:

En zie, Ik kom spoedig en Mijn loon is bij Mij om aan ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn.’ (Openbaring 22:12)

Het volkerenoordeel

Wij lazen dat God tijdens de grote verdrukking de aarde en haar bewoners oordeelt met plagen. Na de grote verdrukking komt Jezus terug en zal Hij een oordeel vellen over degenen die de grote verdrukking hebben overleefd. Velen voeren aan het einde van de grote verdrukking oorlog met de Here Jezus en zijn tijdens deze oorlog omgekomen. Deze oorlog is een onderdeel van het volkerenoordeel. Degenen die geen oorlog voeren worden later op aarde geoordeeld en de Here Jezus bepaalt of zij het duizendjarig vrederijk mogen binnengaan of in de hel worden geworpen. Het volkerenoordeel vind ik één van de lastigste onderwerpen van dit boek en over dit oordeel is veel discussie. Ik wil iedereen vrij laten in wat hij denkt over dit oordeel en voor wie dit oordeel is bedoeld. Toch wil ik jullie deze paragraaf niet onthouden, want het vormt een belangrijk onderdeel uit het Woord van God. Laten wij de eerste tekst bestuderen.

Want zie, in die dagen en in die tijd, als Ik een omkeer zal brengen in de gevangenschap van Juda en Jeruzalem, zal Ik alle heidenvolken bijeenbrengen en hen doen afdalen naar het dal van Josafat. Daar zal Ik met hen een rechtszaak voeren, vanwege Mijn volk en Mijn eigendom Israël, dat zij onder de heidenvolken verstrooid hebben. Mijn land hebben zij verdeeld.’ (Joël 3:1-2)

De tijd waar Joël over spreekt is de tijd dat God een ommekeer brengt in de gevangenschap van Juda en Jeruzalem. Tijdens de grote verdrukking is Jeruzalem vertrapt door de heidenen. God besluit dat de tijd van de vertrapping van de heidenen van Jeruzalem genoeg is en komt op voor het volk met een grote oorlog tot gevolg. Deze oorlog wint de Here Jezus. In die tijd zal God alle heidenvolken bijeenbrengen in het dal van Josafat. Josafat betekent God is Rechter, of God spreekt recht. Het is niet bekend waar dit dal ligt, maar God zal alle heidenvolken hier bijeenbrengen. De aanklacht tijdens deze rechtszaak is hoe de heidenvolken het volk Israël hebben behandeld. Deden de volken mee aan het verstrooien van de Joden? Of stonden de volken de Joden bij in hun moeilijke tijd?

God roept de volken bijeen. Hij roept alle volken op om met wapens naar het dal van Josafat te komen. Waarschijnlijk spreekt dit over dezelfde oorlog als de oorlog in Openbaring 19.

Roep dit uit onder de heidenvolken: Verklaar de oorlog! Wek de helden op! Laten zij aantreden en oprukken, alle strijdbare mannen! Smeed uw ploegscharen tot zwaarden en uw snoeimessen tot speren. Laat de zwakke zeggen: Ik ben een held. Snel te hulp en kom, alle heidenvolken van rondom, verzamel u! HEERE, laat Uw helden daarheen afdalen!’ (Joël 4:9-11)

Na deze oproep verwachten wij een grote oorlog, zoals wij kunnen lezen in Openbaring 19. Toch verandert de toon in dit Bijbelhoofdstuk. In plaats van oorlogstaal gaan wij terug naar het beeld van een rechtszaak.

Laten de heidenvolken opgewekt worden en oprukken naar het dal van Josafat, want daar zal Ik zitten om te berechten alle heidenvolken van rondom!’ (Joël 4:12)

God brengt de heidenvolken in het dal van Josafat en berecht hen. God komt op voor Israël en de heidenvolken ontvangen de toorn en het oordeel van God. Dit wordt ten eerste uitgevoerd door de Here Jezus die de legers van de vijand gaat overwinnen. Ten tweede zullen hierna de volken die de oorlog hebben overleefd door Hem berecht worden. Openbaring 19 spreekt over de oorlog tussen de Here Jezus en de heidenvolken. Openbaring 20 spreekt over een oordeel die plaatsvindt vlak na deze oorlog en de wederkomst.

En ik zag tronen, en zij gingen daarop zitten, en het oordeel werd hun gegeven. (…)’ (Openbaring 20:4)

Zou dit spreken over het volkerenoordeel? Het is mogelijk. Het beeld in Openbaring 20:4 lezen wij terug in Daniël.

Ik keek toe totdat er tronen werden geplaatst, en de Oude van dagen Zich neerzette. Zijn gewaad was wit als de sneeuw en het haar van Zijn hoofd als zuivere wol. Zijn troon bestond uit vuurvlammen en de wielen ervan waren laaiend vuur. Een rivier van vuur stroomde en ging voor Zijn aangezicht uit. Duizendmaal duizenden dienden Hem en tienduizendmaal tienduizenden stonden voor Zijn aangezicht. Het gerechtshof hield zitting en de boeken werden geopend.’ (Daniël 7:9-10)

De Here Jezus begint Zijn rechtszaak en de boeken worden geopend. Het gerechtshof spreekt recht over de antichrist en zijn rijk op aarde, waar de volgende Bijbeltekst over spreekt.

Daarna zal het gerechtshof zitting houden: men zal hem (de antichrist) zijn heerschappij ontnemen, hem verdelgen en volledig vernietigen.’ (Daniël 7:26)

De heerschappij van de antichrist wordt ontnomen door de oorlog van de Here Jezus in Openbaring 19. Hierna komt Jezus terug en vindt direct een nieuwe rechtszaak op aarde plaats, met hetzelfde doel als de rechtszaak in Joël en Daniël. In Daniël lazen wij dat eerst de rechtszaak kwam en later het oordeel over het rijk van de antichrist. Het is mogelijk dat het volkerenoordeel over verschillende rechtszaken beschikt of dat het volkerenoordeel langer dan één dag duurt en begint voor de oorlog en eindigt na de oorlog. Laten wij de profetie van Zefanja lezen om te bekijken wie onderdeel uitmaken van het volkerenoordeel.

Ik heb heidenvolken uitgeroeid, hun hoektorens zijn verwoest. Ik heb hun straten leeggemaakt, niemand trekt er nog doorheen. Hun steden liggen in puin; er is niemand meer, geen enkele inwoner. Ik zei: Nu zult u Mij zeker vrezen, u zult de vermaning aanvaarden, opdat haar woning niet uitgeroeid zou worden, hoe Ik haar ook gestraft zou hebben. Toch waren zij er vroeg bij, zij hebben totaal verderfelijk gehandeld. Daarom, verwacht Mij, spreekt de HEERE, op de dag dat Ik opsta om buit te halen, want Mijn oordeel is de heidenvolken te verzamelen, de koninkrijken bijeen te brengen, om over hen Mijn gramschap uit te storten, heel Mijn brandende toorn. Want door het vuur van Mijn na-ijver zal heel dit land verteerd worden.’ (Zefanja 3:6-8)

In het boek Zefanja lijkt het erop dat het volkerenoordeel gehele volken bestraft. Niemand van een volk wordt gespaard, iedereen wordt beoordeeld om wat het volk heeft gedaan tegen de Israëlieten, zowel goed als kwaad. Nu bekijken wij de tekst die Jezus in een gelijkenis sprak in het nieuwe testament over het volkerenoordeel.

Wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon van Zijn heerlijkheid.’ (Mattheüs 25:31)

De Here Jezus zegt dat Hij degene is die zal oordelen over de volken. God de Vader heeft de Here Jezus macht gegeven om een oordeel te vellen over alle mensen. Dit gebeurt wanneer Hij wederkomt en Zijn engelen meeneemt naar de aarde. Op aarde zal Hij zitten op de troon van David.

En vóór Hem zullen al de volken bijeengebracht worden, en Hij zal ze van elkaar scheiden zoals de herder de schapen van de bokken scheidt. En Hij zal de schapen aan Zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan Zijn linkerhand.’ (Mattheüs 25:32-33)

Al de volken op de aarde worden bijeengebracht. De Here Jezus zal deze volken in tweeën splitsen, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt. Er is geen grijs gebied, de schapen zijn de goede volken en de bokken zijn de slechte volken. Ik geloof dat Jezus over gehele volken rechtspreekt. Jezus oordeelt hier niet over de gelovigen, want zij zijn opgenomen in de hemel, vermoord tijdens de grote verdrukking of verzameld door de engelen bij de wederkomst.

En Hij zal Zijn engelen uitzenden onder luid bazuingeschal, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenbrengen uit de vier windstreken, van het ene uiterste van de hemelen tot het andere uiterste ervan.’ (Mattheüs 24:31)

Dit oordeel wordt uitgesproken over de niet-gelovigen die ten tijde van de wederkomst in leven zijn gebleven. De Here Jezus bekijkt niet het individuele leven van één persoon, maar bekijkt wat het volk of land heeft gedaan. De goede volken worden aan Zijn rechterhand gezet en de slechte volken aan Zijn linkerhand.

Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn rechterhand zijn: Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld. Want Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven; Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt Mij gastvrij onthaald. Ik was naakt en u hebt Mij gekleed; Ik ben ziek geweest en u hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis en u bent bij Mij gekomen.’ (Mattheüs 25:34-36)

De goede volken mogen het duizendjarig vrederijk binnengaan. Zij mogen genieten van een aards leven met de Here Jezus als koning, waar hoofdstuk 13 over spreekt. De reden waarom zij hieraan mogen deelnemen is omdat zij de Here Jezus goed hebben behandeld.

Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien en te eten gegeven? Of dorstig en te drinken gegeven? Wanneer hebben wij U als een vreemdeling gezien en gastvrij onthaald, of naakt en hebben U gekleed? Wanneer hebben wij U ziek gezien of in de gevangenis en zijn bij U gekomen?’ (Mattheüs 25:37-39)

De goede volken klinken verbaasd. De Koning der koningen zit op Zijn troon in alle heerlijkheid. Als zij Hem een gunst hebben bewezen, dan moet dat wel zijn opgevallen. Het gaat niet over zomaar een persoon, een bedelaar, een gevangene, een zieke of een vreemdeling, het gaat om de grote Koning!

En de Koning zal hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan.’ (Mattheüs 25:40)

De Here Jezus legt aan de goede volken uit dat wat zij hebben gedaan voor de geringste broeders van Hem, zij voor Hem hebben gedaan. Ik geloof dat dit spreekt over het volk van Israël, omdat Joël dit heeft geprofeteerd. Hoe de volken Israël hebben behandeld is de maatstaf van dit oordeel. Het is mogelijk dat Jezus naast de Israëlieten spreekt over de gelovigen en dat volken die de christenen goed behandelt ook worden gespaard. Welke landen zullen vandaag tot de goede volken worden beschouwd?

Dan zal Hij ook zeggen tegen hen die aan de linkerhand zijn: Ga weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bestemd is. Want Ik ben hongerig geweest en u hebt Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest en u hebt Mij niet te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt Mij niet gastvrij onthaald; naakt, en u hebt Mij niet gekleed; ziek en in de gevangenis, en u hebt Mij niet bezocht. Dan zullen ook die Hem antwoorden: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig of als een vreemdeling of naakt of ziek of in de gevangenis, en hebben U niet gediend? Dan zal Hij hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringsten niet gedaan hebt, hebt u het ook niet voor Mij gedaan.’ (Mattheüs 25:41-45)

Nadat Jezus de goede volken belooft dat zij het duizendjarig vrederijk mogen binnengaan, is het nu de beurt aan de slechte volken. Zij mogen dit vrederijk niet binnengaan, zij worden geworpen in het eeuwige vuur. Dit zal inhouden dat zij worden gedood en duizend jaar wachten op de grote witte troon, waar hun straf definitief wordt en zij in het vuur worden geworpen. Wat een verschrikkelijke toestand! De reden hiervoor is dat zij niet omzagen naar de geringste broeders van de Here Jezus, dit zijn de Israëlieten en misschien de christenen.

En dezen zullen gaan in de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven.’ (Mattheüs 25:46)

In vers 46 vat de Here Jezus het volkerenoordeel samen. De rechtvaardigen mogen het duizendjarig vrederijk en het eeuwige leven binnengaan en de onrechtvaardigen zullen de eeuwige straf ondergaan. Ik vind dit een lastige tekst. Spreekt de Here Jezus over de goede volken dat zij nu al eeuwig leven hebben? Is het voor hen niet meer mogelijk om tijdens het duizendjarig vrederijk dit eeuwige leven te verliezen? Het volkerenoordeel gaat namelijk over mensen die niet zijn gestorven en nog geen verheerlijkt lichaam hebben ontvangen. Misschien is de Here Jezus zo blij met de volken die naar Zijn volgelingen en de Israëlieten omzien tijdens de grote verdrukking, dat dit voor Hem gelijkstaat aan een keuze voor Hem. Het blijft bijzonder dat gehele volken worden behouden of gestraft. In ieder geval zullen geen mensen tot de schapen behoren die het merkteken van het beest hebben genomen. Zij staan onder het oordeel en toorn van God en er is voor hen geen weg terug naar God. Misschien zijn zij allemaal gestorven tijdens de grote verdrukking of behoren zij tot de bokken (Openbaring 14:9-11 en 16:2). Het volkerenoordeel is een moeilijk onderwerp. Toch hoop ik dat deze paragraaf een goed beeld heeft gegeven over dit oordeel.

De grote witte troon

Het laatste oordeel van God is het oordeel dat wordt uitgesproken bij de grote witte troon. Dit Bijbelverhaal staat vermeld in Openbaring 20.

En ik zag een grote witte troon, en Hem Die daarop zat. Voor Zijn aangezicht vluchtten de aarde en de hemel weg, zodat er geen plaats meer voor hen te vinden was.’ (Openbaring 20:11)

Veel christenen zijn bang voor deze witte troon. Volgens hen is dit het moment dat wordt bepaald of iemand is gered of niet. Zij hopen dat Jezus Zijn offer en hun geloof genoeg was om hier te horen dat zij gered zijn. Gelukkig komen geen gelovigen voor deze witte troon. Zij regeren voor dit moment al duizend jaar met Christus tijdens het vrederijk en zijn al opgenomen in de hemel voor de grote verdrukking. Het zal raar zijn als iemand deze momenten heeft meegemaakt en alsnog wordt veroordeeld. De Here Jezus zei dat wij niet onder dit oordeel komen en niet terechtkomen in de verdoemenis (veroordeling).

Dus is er nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.’ (Romeinen 8:1)

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven.’ (Johannes 5:24)

Op het moment dat iemand tot geloof komt, is hij overgegaan van een dood persoon naar een levend persoon. Dit spreekt niet over een dood en levend lichaam, maar over een dode en levende geest. Iemand die geestelijk leeft heeft een relatie met God en iemand die geestelijk niet leeft heeft geen relatie met God.

De grote witte troon is bestemd voor de ongelovigen. Als deze troon verschijnt, vluchten de aarde en de hemel weg zodat zij niet meer te vinden zijn. Al het oude is voorbijgegaan en onze huidige aarde en hemel zijn verdwenen. Na dit moment maakt God een nieuwe aarde en nieuwe hemel.

En ik zag de doden, klein en groot, voor God staan. En de boeken werden geopend en nog een ander boek werd geopend, namelijk het boek des levens. En de doden werden geoordeeld overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond, overeenkomstig hun werken. En de zee gaf de doden die in haar waren. Ook de dood en het rijk van de dood gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld, ieder overeenkomstig zijn werken. En de dood en het rijk van de dood werden in de poel van vuur geworpen. Dit is de tweede dood. En als iemand niet bleek ingeschreven te zijn in het boek des levens, werd hij in de poel van vuur geworpen.’ (Openbaring 20:12-15)

Johannes zag de doden voor God staan. Dit spreekt niet over de gelovigen, want zij leven. De ongelovigen hebben geen relatie met God en daardoor zijn zij tijdens hun leven op aarde niet tot levend geloof gekomen, maar zijn zij dood gebleven. De gelovigen nemen deel aan de eerste opstanding, die voor het duizendjarig vrederijk plaatsvindt. De doden moeten in die tijd voor duizend jaar wachten op de grote witte troon.

(…) En zij leefden en gingen als koningen regeren met Christus, duizend jaar lang. Maar de overigen van de doden werden niet weer levend, totdat de duizend jaar tot een einde gekomen waren. Dit is de eerste opstanding. Zalig en heilig is hij die deelheeft aan de eerste opstanding. Over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen regeren, duizend jaar lang.’ (Openbaring 20:4-6)

De gelovigen hebben deel aan de eerste opstanding, waardoor de tweede dood geen macht over hen heeft. De eerste dood is de lichamelijke dood. Iedereen komt te overlijden en de eerste dood heeft de macht over iedereen. De tweede dood is de geestelijke dood en houdt in dat iemand voor eeuwig afgezonderd van God moet leven. Dit overkomt de doden, zowel groten als kleinen, koningen als dienaren, rijken als armen en werkgevers als werknemers.

Johannes zag de doden voor God staan. Dit is opmerkelijk, want hoe kan een dood persoon staan? Dit komt omdat God iedereen laat opstaan uit de dood. Johannes spreekt over de doden, maar zij zijn eigenlijk levend. Hun geest en relatie met God is dood, maar zij hebben wel een nieuw lichaam gekregen.

Verwonder u daar niet over, want de tijd komt waarin allen die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen, en zij zullen eruitgaan: zij die het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, maar zij die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding ter verdoemenis.’ (Johannes 5:28-29)

De gelovigen staan op tot de opstanding ten leven. Dit is de eerste opstanding. De ongelovigen staan op tot de opstanding ter verdoemenis en veroordeling. Dit is de tweede dood. Dit spreekt over alle doden, niemand wordt overgeslagen. Of iemand in de zee is overleden of op het land, als iemand is begraven of gecremeerd, alle doden staan voor de witte troon. Vervolgens wordt een boek geopend, het boek des levens. In dit boek staan de namen van de levende personen, zoals Mozes, Abraham, David, Daniël en hopelijk nog velen anderen. Ik hoop dat dit het dikste boek is dat ik ooit ga zien. Het boek des levens is het boek met de namen van degenen die Jezus toebehoren en dus in de hemel mogen komen en niet worden veroordeeld.

Wie overwint, zal bekleed worden met witte kleren en Ik zal zijn naam beslist niet uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen.’ (Openbaring 3:5)

De doden zullen zien dat zij niet in dit boek staan opgeschreven. Dit is het ergste moment in de geschiedenis van de mens en het is ons taak om mensen te bereiken met het evangelie van God, zodat het boek dikker wordt en de hoeveelheid die voor de witte troon gaat staan minder wordt. Vervolgens wordt gekeken naar hun werken en nieuwe boeken worden geopend. Het zal blijken dat niemand goed genoeg is om uit eigen kracht in de hemel te komen. Het bewijsmateriaal is afgerond, iedereen heeft een (globale) rechtszaak gekregen en iedereen is rechtvaardig geoordeeld. De Here Jezus voert de straf uit en dat is dat de dood en het rijk van de dood in de poel van vuur worden geworpen. Iedereen die nu in het dodenrijk is en wacht op de witte troon, wordt schuldig bevonden en wordt van het dodenrijk overgeplaatst naar de hel. Het dodenrijk heeft geen nut meer en houdt op te bestaan. Het dodenrijk is namelijk een wachtkamer waar de doden wachten op het oordeel van Jezus. Alleen degenen die in het boek des levens staan worden niet in deze poel geworpen. De doden worden hierin wel geworpen en hieruit blijkt dat niemands werken door de Here Jezus als compleet goed en rechtvaardig worden bevonden.

Samenvatting Het oordeel van God

De bijbel spreekt over verschillende oordelen. De gemeente van Christus wordt niet veroordeeld maar beoordeeld bij de rechterstoel van Christus. De Here Jezus bekijkt wie welbehaaglijk zijn in Zijn ogen. Degenen die goede werken doen worden behouden en beloond en degenen die verkeerde werken doen worden behouden maar ondervinden wel schade. Dit oordeel gebeurt waarschijnlijk bij de opname van de gemeente. Tijdens Jezus wederkomst vindt het volkerenoordeel plaats. De volken die Israël en misschien de volgelingen van Jezus goed hebben behandeld mogen deelnemen aan het duizendjarig vrederijk en de volken die dit niet doen worden veroordeeld. Dit oordeel vindt plaats op aarde in het dal van Josafat. Tot slot vindt het laatste oordeel plaats bij de grote witte troon. Alle doden worden geoordeeld naar hun werken en iedereen wordt in de poel van vuur geworpen. Christenen maken geen onderdeel uit van dit oordeel, het gaan alleen om de ongelovigen. Dit oordeel vindt niet op aarde plaats, want de aarde en de hemel vluchten vlak voor dit oordeel weg en na dit moment maakt God een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

Dit hoofdstuk staat in het boek De opname en wederkomst. Bestel nu direct dit boek, zodat jij niets mist over de eindtijd, leeft in verwachting en je geloof wordt vergroot.

De opname van de gemeente is een bijzondere profetie uit het Woord van God. Door de vele theorieën en denkbeelden over deze gebeurtenis weten velen niet meer wat wel en wat niet Bijbels is. Timo Groot neemt jou mee in de Bijbelse gegevens over de opname en waarom de opname vandaag actueler is dan ooit tevoren. De opname is de hoop om te ontkomen aan de verschrikkelijkheden die op de aarde gaan gebeuren en is het moment dat de gemeente de Here Jezus van aangezicht tot aangezicht gaat zien in het vaderhuis van God. 

Lees ook: